De afgelopen maanden hebben op de muziekschool weer heel wat leerlingen een examen afgelegd. Tijdens die examens komen soms problemen aan het licht, die niet zozeer te maken hebben met de muziekstudie zelf, maar die een veel diepliggender achtergrond hebben. Herhaaldelijk blijkt dat kinderen nooit hebben geleerd hoe ze moeten studeren.
Vooral kinderen met een bovengemiddelde intelligentie struikelen bij de muziekles regelmatig over zaken die met studie en studiediscipline te maken hebben. Niet zelden zijn ze heel muzikaal, spelen ze hun stukken heel aardig, maar toch ontbreekt vaak de echte “finishing touch”. En de toonladders willen maar niet lukken.
Deze leerlingen kunnen op school vaak heel goed rekenen, maar hebben ook moeite (gehad) met het leren van de tafels van vermenigvuldiging. Dikwijls blijken ze ook moeite te hebben gehad met het leren zwemmen en fietsen. En nu dus weer die toonladders…. Zwemmen, fietsen, tafels, toonladders: het heeft allemaal te maken met automatiseren, met het verrichten van handelingen die op den duur “vanzelf”moeten gaan. En daar gaat het precies mis: juist die intelligente kinderen blijven vaak alles “met hun hoofd” doen, het wordt nooit geautomatiseerd. Het zou te ver voeren om daar nu diep op in te gaan, maar het is goed om het probleem in elk geval te signaleren, zodat ouders, leerlingen en docenten onderkennen wat wellicht de oorzaak van die problemen zou kunnen zijn. (Voor alle duidelijkheid: er zijn ook leerlingen die wèl automatiseren, maar die zich een verkeerde handhouding of een verkeerde vingerzetting aanwennen. Het is dus van groot belang om direct, vanaf het eerste begin, de voorgeschreven vingerzetting op te volgen.)
Op school hoeven deze kinderen zich vaak nergens voor in te spannen: alles gaat vanzelf, ze hebben aan een half woord genoeg om te begrijpen waar het over gaat. Daardoor hebben ze nooit geleerd om zich ergens ècht voor in te spannen, om ergens ècht moeite voor te doen. En dat is nou net nodig om een muziekstuk werkelijk te beheersen: studeren, werken, moeite doen om het perfect voor elkaar te krijgen. Wie nooit heeft geleerd hoe je moet studeren, loopt een groot risico om vroeg of laat vast te lopen: dat geldt niet alleen voor de muziekles, maar ook voor vervolgstudies na de lagere of middelbare school.
Om even bij de muziekstudie te blijven: vaak zitten deze kinderen elke dag uren achter -bijvoorbeeld- de piano, ze spelen heel veel, maar hoeveel tijd wordt er nu werkelijk aan studeren besteed? Weinig of niets. Logisch, want ze weten niet wat studeren is. Zij leren hun stukken door ze dóór te spelen, nog eens dóór te spelen en nog eens… En het gaat toch steeds beter? Ja hoor, het gaat steeds beter, maar het wordt nooit perfect, het blijft steken op het peil van “zoiets is het ongeveer”. En dat is jammer, want je gaat pas ècht muziek maken als de noten geen probleem meer zijn, als je je helemaal kunt concentreren op de muzikale voordracht. De vingers moeten dan vanzelf gaan – en zo komen we toch weer bij dat automatiseren terecht.
Een probleem is vaak, dat deze leerlingen hun stukjes (te) gemakkelijk vinden. Ze zien er geen uitdaging in, en zien dus ook niet in waarom ze dáár nou op zouden moeten oefenen. Aan zo’n leerling zal de docent dus héél goed duidelijk moeten maken wat er nog aan mankeert, waarom het stuk voor de volgende les nogmaals wordt opgegeven. Alleen maar zeggen “Jantje, doe dat liedje er voor de volgende keer nog maar weer bij” is in zo’n geval funest: Jantje moet wel weten waarom het liedje over moet. Enerzijds kan het voor Jantje een uitdaging zijn om eens een heel moeilijk stuk opgegeven te krijgen, dat’ie nooit onder de knie krijgt met alleen maar doorspelen: een stuk waar’ie ècht z’n tanden in moet zetten. Anderzijds zal Jantje echter ook moeten leren om die ogenschijnlijk simpele stukjes uit z’n lesboek helemaal goed te spelen: in de maat, met de goede noten èn de goede vingerzetting.
En wat is dan “studeren”? Even vanuit de toetsinstrumenten-praktijk (de vertaling naar blazen, strijken of tokkelen maakt iedereen zelf wel): een keer doorspelen om een globale indruk van het stuk te krijgen mag best, maar dat is nog geen studeren. Echt studeren betekent: linkerhand alleen, rechterhand alleen, net zolang tot je die partijen afzonderlijk goed kent. Dan langzaam met beide handen samen: niet meteen het hele stuk, maar een klein gedeelte van bijvoorbeeld 2 of 4 maten. Net zolang oefenen tot je dit gedeelte in een langzaam tempo goed kent; dan het tempo iets sneller nemen. Begin pas aan het volgende gedeelte (weer 2 of 4 maten) als je het voorgaande gedeelte ècht goed beheerst. Als je op deze manier elke dag een klein gedeelte perfect instudeert, ken je na een week het hele stuk goed: op die manier bereik je véél meer dan wanneer je in dezelfde tijd elke dag het hele stuk een paar keer hebt doorgespeeld.
“Pffff, wat een werk…”, zucht nu de pientere leerling, die altijd z’n les leerde door alles een paar keer door te spelen. En daar ligt dus de taak voor ouders èn docenten: het kind te overtuigen van het nut van deze werkwijze. Pas als een kind beseft dat een muziekstuk echt mooier wordt indien het op deze manier wordt ingestudeerd, zal het de motivatie kunnen opbrengen om met zo’n stuk “aan het werk te gaan”.
Dat “leren leren” zou eigenlijk al veel eerder moeten beginnen. Op de basisschool moet daarvoor de basis al worden gelegd. Op de middelbare school krijgen de brugklassers wel studieles of studiebegeleiding, maar binnen de muziekschool merken we dat het niet verstandig is, het “leren leren” uit te stellen tot een kind 12 jaar is. Wie op jonge leeftijd heeft “leren leren”, heeft daar de rest van z’n leven heel veel baat bij! Als je op latere leeftijd nog moet “leren leren”, kost dat vaak heel veel moeite en zelfdiscipline.